In de schouder zijn er twee types van slijtage.
Type 1
Men heeft de klassieke artrose waarbij het kraakbeen van de pan en de kop wegslijt. Er ontstaat een chronische ontsteking met eventueel vochtproductie en osteofyten. Doordat het kraakbeen verdwijnt, verdwijnt ook zijn functies, waaronder schokabsorptie en het zacht glijden van twee oppervlaktes tegen elkaar. Hierdoor ontstaat pijn en bewegingsbeperking en analogisch krachtsverlies. Meestal, en dan vooral bij de iets minder oude groep patiënten, is de rotatorcuff intact.
Indien een operatieve oplossing zich opdringt, zal een anatomische prothese geplaatst worden. Dit wil zeggen dat de bol vervangen wordt door een bol en de pan door een pan.
Er zijn tevens patiënten waarbij de pezen eerder slijten dan het kraakbeen. Bij hen treedt een progressief groter wordende scheur op van de rotatorcuff. Als de scheur zeer groot en oud wordt treedt krachtsverlies op, deze kan in extreme gevallen zelfs een pseudo verlamming geven. Doordat de schouder niet meer op een natuurlijke manier beweegt, treden ook veranderingen op in het schoudergewricht zelf. Het kraakbeen begint te slijten doordat de positie van de bol ten opzichte van de pan veranderd.
Het kraakbeen wordt abnormaal belast. Op den duur gaat de bol tegen het dak aan wrijven. Als we een operatieve oplossing willen moeten we kunnen zorgen dat we de twee problemen kunnen doen verdwijnen, zijnde het versleten kraakbeen en de chronisch gescheurde pezen.