Een bicepspeesscheur is een complete ruptuur van de pees (de lange bicepspees) die de bicepsspier bovenaan met het schoudergewricht verbindt.
Klachten
Soms herinneren patiënten een ‘krak’ gehoord of gevoeld te hebben, onmiddellijk gevolgd door een scherpe pijn. Nadien kan een blauwe plek verschijnen in het midden van de bovenarm. Daarbij kan zich een zichtbare, balvormige zwelling vormen.
Deze spierbal wordt ook wel eens een ‘Popeye-spier’ genoemd. Dit geeft soms een storend esthetisch letsel. Uiteindelijk kan er een matige krachtsvermindering blijven bestaan voor het roteren van de voorarm met de arm naar boven (supinatie) en in mindere mate voor het plooien van de elleboog. De bicepspees is de supinator bij uitstek van de voorarm. De kracht nodig om de elleboog te plooien wordt immers ook verzorgd via de korte bicepspees en door een andere zeer belangrijke spier, de brachialispees.
Oorzaken
Deze pathologie komt voornamelijk voor bij de oudere populatie en treedt op na langdurige (over)belasting (bv. impingement) van de schouder, waarbij slijtageprocessen de pees geleidelijk verzwakken tot deze het uiteindelijk begeeft. Bij jongere patiënten treedt dit eerder op na een trauma waarbij een plotse belasting de pees doet scheuren (bv. een plotse werp-, wring- of hefbeweging). Bij patiënten die reeds een ‘rotator cuff’ scheur hebben, kan de bicepspees door overmatige opwaartse bewegingen van de humeruskop ingeklemd geraken of uit zijn goot luxeren en uiteindelijk ook gaan scheuren.
Behandelingsopties
Niet-chirurgische behandeling
Gewoonlijk wordt een bicepspeesruptuur niet-operatief behandeld, tenzij bij jonge, magere mensen of zij die zware arbeid moeten verrichten. Het niet herstellen van deze pees leidt immers slechts tot matige krachtsvermindering, mede omdat er nog een tweede deel bicepsspees de meeste kracht levert en ook de brachialisspier blijven functioneren. De kracht bij het plooien van de elleboog wordt hierdoor slechts in geringe mate verminderd. De belangrijkste krachtsvermindering treedt op bij het draaien van de voorarm met de handpalm naar boven, d.i. supinatie.
Conservatieve middelen bestaan in eerste fase uit het dragen van een draagdoek en uit anti-inflammatoire medicatie of een corticoiden-infiltratie. Nadien mag eventueel geleidelijk gestart worden met mobilisatie- en tonificatie-oefeningen onder begeleiding van een kinesist teneinde op die manier de andere schoudergordelspieren optimaal te trainen, waardoor het functieverlies van de lange bicepspees grotendeels kan worden opgevangen.
Chirurgische behandeling
Enkel jongere patiënten die een volledige supinatiekracht nodig hebben of patiënten die bezorgd zijn om het esthetisch uitzicht van de gescheurde biceps worden beter operatief behandeld.
Hierbij wordt de biceps tijdens de operatie in zijn goot gefixeerd met behulp van een botanker en met hechtingsdraden (bicepstenodese). Dit kan gebeuren via een artroscopie of via een open ingreep met een klein sneetje aan de okselzijde van de schouder. Bijkomend kunnen geassocieerde letsels met een artroscopy behandeld worden.
Nazorg
Na een bicepstenodese is een periode van revalidatie onder begeleiding van een kinesist noodzakelijk, of de ingreep nu open of artroscopisch gebeurde. In een eerste fase van de kinesitherapie zal gewerkt worden op pijnvermindering en op het herwinnen van de beweeglijkheid. Pas na 2 tot 4 weken wordt gestart met actieve oefeningen voor de bicepspees. Het zijn vooral isometrische spieroefeningen waarbij de bicepsspier wordt getraind zonder stress te zetten op de bicepspees.
In totaal kan 6 tot 8 weken kinesitherapie nodig zijn en gewoonlijk duurt het 3 tot 4 maanden alvorens men kan terugkeren naar vroegere sport- en arbeidsactiviteiten.