Het AC-gewricht is het gewricht tussen het acromion (deel van het schouderblad) en de clavicula (sleutelbeen). De gewrichtsuiteinden zijn bedekt met kraakbeen en tussen beide uiteinden bevindt zich een discus, een soort kraakbeenschijfje. Rondom is er een stevig kapsel en het sleutelbeen wordt bovendien nog gestabiliseerd door twee gewrichtsbanden die verbinding maken tussen het sleutelbeen en het schouderblad. De beweging in dit gewricht is beperkt en gebeurt vooral wanneer de arm boven de 90° beweegt.
Een luxatie is een ontwrichting van de twee.
Klachten
Klachten van AC-luxatie zijn lokale drukpijn, hoogstand van het sleutelbeen en het ‘pianotoetsteken’: als met een vinger op het sleutelbeen wordt gedrukt, gaat deze omlaag, maar als de vinger weer wordt weggehaald, springt het sleutelbeen terug omhoog. Hetzelfde met de bovenarm. Als de arm gesteund wordt naar boven, verdwijnt de trapstand en die komt terug tevoorschijn als de arm losgelaten wordt.
Oorzaken
Een AC-luxatie ontstaat meestal door een rechtstreeks trauma op de schouder (bv. een val schuin achteraan op de schouder met de arm langs de zijde). Men onderscheidt een zestal types van luxaties, volgens de ernst van de letsels:
- Type 1: Sprain (distorsie)van het AC-gewricht, dit is een kneuzing en een verrekking zonder echte ligamentscheuren. Geen trapstand.
- Type 2: Scheur van het kapsel rond het AC-gewricht. Er is een lichte trapstand.
- Type 3: Tevens scheur van de twee andere gewrichtsbanden (het coronoïd ligament en het deltoïd ligament). Er is een uitgesproken trapstand.
- Type 4: Het sleutelbeen perforeert ook de spieren, die deels zijn afgescheurd. Er is een uitgesproken trapstand.
- Type 5: Idem, met grote verplaatsing en ernstige afscheuring van de spieren. Er is een uitgesproken trapstand.
- Type 6: Idem, maar met verplaatsing van het sleutelbeen naar onder.
Behandelingsopties
Niet-chirurgische behandeling
Meestal kan een AC-luxatie conservatief, dus zonder operatie, behandeld worden: een draagdoek of een sling gedurende enkele weken volstaat voor de meeste type 1, 2 en soms ook type 3 luxaties, indien in dit laatste geval de patiënt heel low-demanding is.
Chirurgische behandeling
Sommige type 3 luxaties, en de meeste type 4,5 en 6 luxaties worden operatief behandeld. Bij de operatieve behandeling wordt het sleutelbeen gereduceerd en op zijn oorspronkelijke plaats gebracht. Om deze reductie te behouden moet het sleutelbeen gefixeerd worden. Dit kan door een bestaand ligament te gebruiken: de zogenaamde Weaver-Dunn operatie of een variant hiervan. Hierbij wordt het sleutelbeen naar beneden getrokken door het coraco-acromiaal-ligament te verplaatsen. Hierbij wordt vaak tevens een band of draad rond het sleutelbeen en het coracoïd ligament als bijkomende versteviging geplaatst. Het uiteinde van het sleutelbeen wordt hierbij al dan niet verwijderd, afhankelijk of er reeds artrose aanwezig is.
Deze ingreep kan soms ook artroscopisch (kijkoperatie) uitgevoerd worden. De fixatie kan ook gebeuren door bepruik te maken van speciale implantaten of een metalen plaat. De plaat moet nadien terug verwijderd worden.
Nazorg
Na een chirurgische ingreep voor een AC-luxatie krijgt men meestal drie tot acht weken een draagdoek of sling. Bijkomende pijnstillende medicatie is aangewezen en ijsapplicaties kunnen helpen. Pendeloefeningen zijn in de weken na de ingreep vaak aan te bevelen, maar het heffen en opheffen van de arm boven de schouderhoogte is tijdens de eerste zes weken absoluut uit den boze. Soms wordt fysiotherapie voorgeschreven. Inspanningen zijn uit den bozen gedurende twee maanden.